Kaswittevlieg is een hardnekkig beestje bij veel tuiniers. Je vindt witte vlieg onderaan je tomaten-, aubergine-, of meloenenblad. Daar voedt ze zich met het sap, en zo verzwakt de plant. De uitwerpselen van de witte vlieg bevatten veel suikers, en daar komen schimmels op. Als je de witte vlieg laat begaan, zitten je planten dan op den duur onder een plakkerige donkere laag: die heet roetdauwschimmel.
De witte vlieg heeft vier stadia: larve, pop, ei, en vlieg. In het ei- en popstadium is dit insect nagenoeg onverwoestbaar. De beste preventie is tocht: daar kan witte vlieg blijkbaar niet tegen. Daarvoor heb je een voor- en achterdeur aan je serre nodig. Die zet je vanaf begin juni dag en nacht minstens op een kier.
Veel tuiniers zweren bij bepaalde afweerplanten. Ze plaatsen een of meer planten in de serre, eventueel in pot, en die houden door hun geur de witte vlieg weg. Afrikaantjes, basilicum, siertabak worden vaak genoemd, maar zegekruid (Nicandra physaloides) is het effectiefst. Zegekruid is een sierlijke, maar giftige plant, en familie van tomaat, paprika, etc. De mooie lichtblauwe bloemen verspreiden een geur waar de witte vlieg niet tegen kan.
Preventief, én ook curatief helpt dit spuitmiddel dat je om de veertien dagen toepast:
De witte vlieg houdt ook niet van te droge of te vochtige lucht. Een relatieve vochtigheid van 75 tot 80% is ideaal is voor haar ontwikkeling. Je zou dus een droger of vochtiger klimaat moeten maken: een drogere serre is beter voor je tomaten, een vochtige serre beter voor je komkommers. Maar de meeste tuiniers hebben geen twee aparte serres, en dus wellicht de ideale luchtvochtigheid voor de witte vlieg.